VKVisie
Tijdschrift van de Vrij-Katholieke Kerk in Nederland

Home Boven Volgende

Ter Inleiding…

Markus van Alphen

Meerdere kerkleden uit Nederland waren deze zomer aanwezig bij de vergaderingen van de Algemene Bisschoppelijke Synode (GES-12) in Engeland en ieder heeft een specifiek onderdeel dat hem of haar specifiek aansprak of tegenstond. In dit nummer zult u enkele meningen uit de optiek van verscheidene mensen kunnen aantreffen. Als deelnemer aan de vergaderingen van de Internationale Clericale Synode (ICS) wil ik u enkele van mijn observaties daarover niet onthouden.

Al was het oorspronkelijk de bedoeling dat alleen diakens en priesters de vergaderingen zouden bijwonen, is er besloten de vergaderingen open te stellen aan alle altaarmedewerkers. De eerste vraag die dan ook aan de ICS gesteld werd was om de vlam te beschrijven die ons dreef steeds weer onze bijdrage aan onze kerk te maken. De ideeën hierover waren uiteenlopend doch niet strijdig met elkaar. Velen zagen de kerk als een belangrijk instrument van dienstbaarheid – dienstbaarheid aan God door dienstbaar te zijn aan de mensheid en de wereld in breedste zin. Men gaf aan te waarderen dat de traditionele sacramenten binnen de vrijheid van dogma’s bediend kunnen worden en deze in het kader van de Tijdloze Wijsheid geïnterpreteerd mogen worden; dat wij bewuster omgaan met onze ritualen; aandacht geven aan het vrouwelijk aspect; aanvaarden dat ieder zijn eigen authentieke weg moet vinden.

Vanuit de Bisschoppelijke Synode werd er vervolgens gevraagd twee voorstellen over het toedienen van de lagere wijdingen aan vrouwelijke altaarmedewerkers te vergelijken en een mening hierover aan de Bisschoppelijke Synode kenbaar te maken. Het betrof het Nederlandse en een Australisch voorstel. In de vergelijking kwam snel naar voren dat de verschillen in essentie gering waren. In het Australische voorstel zou een aparte "lijn" opgezet worden onder de naam "sacred offices" die qua inhoud identiek was aan de alom bekende "minor orders", met uitzondering van het aanroepen van de kracht en de zegen van de Heilige Vrouwe Maria. Het Nederlandse voorstel betrof het toedienen van de "minor orders" zoals zij nu reeds bestaan aan vrouwelijke altaarmedewerkers.

De ICS gaf dan ook aan dat de verschillen gering waren en behandelde het vervolgens in twee delen: voor wat betreft het aanroepen van de kracht en zegen van de Heilige Vrouwe Maria was men het grotendeels eens dat er geen redenen voor ogen waren waarom deze niet ook aan de mannelijke altaarmedewerkers gegeven zou kunnen worden. Hierdoor werd de vraag gereduceerd tot of men deze wijdingen zou willen toedienen onder een nieuwe naam, terwijl de essentie eigenlijk hetzelfde was. Hieruit volgde een uitwisseling waarover men uiteenlopende meningen had of de huidige wijdingen, inclusief de hogere wijdingen tot en met bisschop, "as is" aan vrouwen toegediend kunnen worden of niet. Waar men het uiteindelijk wel unaniem over eens was blijkt in eenieders visie toch enigszins anders geïnterpreteerd: zoals ik het zag was het dat de lagere wijdingen voor vrouwen niet als eindstation gezien mogen worden maar als een "stepping stone" naar sacramentele rollen die gelijkstonden op ieder niveau van klerk tot en met bisschop. In deze unanieme mening werd even in het midden gelaten of deze dezelfde lijn of een aparte lijn zou moeten worden.

De ICS vond dat de verschillen zo gering waren en dat aparte namen voor iets dat in essentie hetzelfde lijkt te zijn niet tred houdt met de huidige tijden en stelde dus voor dat de naam "minor orders" meer zinvol leek, ongeacht of er later wel of niet in aparte lijnen verder gehandeld zou worden. In ieder geval moest er in openheid, oprechtheid en integriteit gewerkt worden tot een formele oplossing die in alle voorzichtigheid (doch niet met behoudendheid) tot stand gebracht moet worden.

De bisschoppen luisterden dan ook aandachtig naar de uitleg die door verscheidene leden van de ICS gegeven werd en er werd door één bisschop opgemerkt dat de ICS in sommige opzichten de GES ver vooruit was. Het is dan ook interessant te reflecteren dat de ICS in feite het reservoir is waaruit de toekomstige leden van de GES ooit gekozen zullen worden… De GES legde in ieder geval het advies naast zich neer en stelde de "sacred offices" in, de bewoordingen zouden op relatief korte termijn worden uitgewerkt en beschikbaar gesteld.

In een volgende sessie is er door de ICS gewerkt in een zogenoemde "open forum discussion": enkele leden namen de verantwoordelijkheid een soort "anker" te zijn, elk voor een groep die zich bezig hield met een specifieke vraag. Men was vrij zich aan te sluiten bij een bepaalde groep en ook weer naar een andere groep te migreren op het moment dat aan zijn of haar inbreng of belang een einde gekomen is, of de vraag beantwoord is. Een zeer open manier van werken waarin een grote harmonie duidelijk aanwezig was. Enkele van de vragen en de uitkomsten waren:

Waarom zijn de aantallen zo beperkt, hoe kunnen wij dit veranderen? De oogst hier was dat men aan de kwaliteit aandacht moet besteden – al hebben wij een basis aantal nodig om te kunnen functioneren – kwaliteit heeft aantrekkingskracht: wij zouden ons moeten concentreren op wat wij te geven hebben en de nadruk te leggen op dienstbaarheid meer dan op persoonlijke vooruitgang. De vraag werd gesteld hoe wij met kinderen omgaan, tolereren wij ze of laten wij ze zich thuis voelen en geven hun de kans om te participeren. Men zou zich ook moeten afvragen in hoeverre groei gewenst is (kunnen wij het aan). De bewegwijzering heeft ook aandacht nodig zodat mensen voor wie het pad dat onze kerk aanbiedt aantrekkelijk is, ook de weg naar onze kerk kunnen vinden.

Hieraan gelieerd werd de vraag gesteld hoe wij met onze beperkte middelen (vooral tijd) om kunnen gaan. Een heel beknopte oogst: verwacht een wonder. Wij ontvangen op de één of andere wijze slechts dat wat wij nodig hebben: niets meer en niets minder!

Twee andere vragen werden tot één gereduceerd: hoe bepalen wij minimum criteria voor het selecteren van altaarmedewerkers en wat zou onderdeel moeten zijn van een grondige opleiding voor het priesterschap en voor de kerkgemeente. De belangrijkste punten waren dat de kandidaat een wezenlijk deel van de gemeente moet zijn en zich kunnen identificeren met de essentie van de Vrij-Katholieke Kerk. Een gevoel voor ceremonie is dan geen overbodige luxe en hij of zij zou de Tijdloze Wijsheid moeten leven door zuiverheid en als voorbeeld aan de gemeenschap. Zo iemand zou de leer van de Vrij-Katholieke Kerk onderschrijven. Men werd gemaand om de nadruk op excellence te leggen liever dan op het minimum.

Tot dusver mijn verslag, met gelijk de kanttekening dat niets in woorden het ervaren van de vergaderingen in levende lijve kan beschrijven. Ieder ervaart naar aanleiding van zijn of haar eigen levenservaring in dit leven en alle levens die dit leven vooraf zijn gegaan. Ieder ziet en interpreteert de vruchten van zo’n tijd in zijn eigen visie. Ondanks de verschillen tussen de deelnemers onderling werden er steeds weer aspecten gevonden waar wij elkaar konden vinden. Eerbied voor de sacramenten bleek altijd een gemene deler te zijn. Toch is er toch een gezamenlijk "iets" opgebouwd dat haar voortstuwende kracht in de toekomst voelbaar zal maken.