VKVisie
Tijdschrift van de Vrij-Katholieke Kerk in Nederland

Home Boven Volgende

Broederschap in de Vrij-Katholieke Kerk

Markus van Alphen

Wanneer wij aan een broederschap denken, komt het beeld in ons op van een groep gelijkgestemde mensen, die een gezamenlijk doel nastreven. Een groep mensen die elkaar helpen het gezamenlijke doel te bereiken, waarbij vaak het offer gevraagd wordt de eigen belangen terzijde te stellen in het belang van het grotere werk dat verricht moet worden.

Allereerst is een toelichting over het gebruik van het woord broederschap op zijn plaats. In onze liturgie wordt vaak het woord broeders gebruikt. Wij moeten hierbij vooral niet denken dat het alleen om mannen gaat. Zoals wij allen weten, is de Nederlandstalige liturgie een vertaling uit de officiële Engelstalige liturgie, waar het woord brethren staat waar wij broeders hebben staan. Wanneer, bij het Orate Fratres bijvoorbeeld, de celebrant zich wendt tot de gemeente met het woord brethren, richt hij zich niet alleen tot de aanwezige mannen en vrouwen in de gemeente, maar ook tot de engelenscharen, waarbij er geen sprake van geslachtsverschil is. Eveneens worden ingesloten diegenen die overleden zijn en aanwezig zijn tijdens de viering van de dienst. Ook deze zijn niet meer gebonden aan hun stoffelijke verschijningsvorm als man of vrouw. Mijns inziens legt de vertaling van brethren in broeders en zusters een beperking op, die niet in het oorspronkelijk woord lag. Door specifiek te worden beperkt men de aanroep tot de stoffelijk aanwezigen in plaats van allen die bijeengekomen zijn om het werk te verrichten.

Wanneer er gesproken wordt over broeders of broederschap moeten wij over ons beeld van een gezinsverband heen stappen en ons richten tot de band die gesmeed wordt door een groep gelijkgestemde wezens. Met dit als uitgangspunt kunnen wij eventueel een aantal verschillende soorten broederschappen in de maatschappij onderscheiden, bijvoorbeeld open of gesloten, groot of klein, enz. Eventueel kunnen wij ze gaan categoriseren, ontleden en met hun doel, hun leiderschap of hun leden als uitgangspunt verder gaan bestempelen als goed of niet goed. Maar dit geeft niet aan hoe de onderliggende werking van een broederschap tot uitdrukking komt.

Broederschap impliceert een groep. Een groep is een eenheid die ontstaat als de onderdelen, waaruit de eenheid is opgebouwd, een verbintenis met elkaar aangaan. Maar het kan ook andersom bekeken worden. Als wij de eenheid van de mensheid beschouwen, die in de geest verbonden is, hebben wij het over een broederschap die sinds jaar en dag bestaat. De broederschap der mensheid is een van de ondergeschoven kindjes in onze moderne maatschappij, al is het de grondslag van ons zijn en wezen en het patroon waarnaar alle broederschappen gesneden zouden moeten zijn. Het is zo’n wezenlijk begrip, dat het in onze Akte van Geloof expliciet genoemd wordt: "…Wij geloven in het Vaderschap Gods, in de broederschap der mensheid…".

Gezien vanuit de persoonlijkheid, die aan deze stoffelijke wereld gebonden is, blijkt het zeer moeilijk te zijn het doel van de mensheid te begrijpen. Dit doel kan alleen in beperkte mate tot ons verstand gebracht worden als wij kijken naar de gehele schepping en de plaats van de mensheid daarbinnen. Men zou een vereenvoudigd beeld als uitgangspunt moeten nemen. Een beeld dat de grote lijnen aangeeft van het grote plan, dat evolutie genoemd wordt. Wij vragen ons dus niet af waarom evolutie ten grondslag ligt aan de schepping –een vraag die ons begrip ver te boven gaat-, maar constateren het als een redelijke aanname.

Evolutie houdt in dat bewustzijn, als vonkjes van een groot vuur, een proces doorleeft waardoor ieder vonkje uiteindelijk ook een groot vuur wordt. Van een groot reservoir van bewustzijn spatten miljarden deeltjes uit, die in latentie alle eigenschappen van de eenheid waaruit zij geboren zijn in zich hebben, doch niet inzien dat zij dit hebben. Uiteindelijk, na een lang bewustwordingsproces, waarin deze eigenschappen manifest worden, vloeit alles weer terug in die eenheid van waaruit het komt, die door het proces zelf gigantisch gegroeid is. In een notendop is de werkwijze van het evolutieproces er een van geleidelijke verstoffelijking gevolgd door geleidelijke vergeestelijking.

Het verstoffelijkingsproces, tijdens hetwelk de bewustzijnsvonkjes tot in de diepste niveaus van het stoffelijke gedaald zijn, laten wij even buiten beschouwing. Wij kunnen de rode draad van de stapsgewijze vergeestelijking beschrijven als: ontwikkeling van het stoffelijke bewustzijn – mineraal rijk; etherisch (of energetisch) – plantenrijk; astraal (of gevoelsbewustzijn) – dierenrijk; mentaal en intuïtie – mensheid. Hier houdt het proces niet op, maar evenmin als onze dierenbroeders ons ontwikkelingspad begrijpen, kunnen wij die hogere stappen nauwelijks bevatten. Wel weten wij dat een groep individuen, die het proces voltooid hebben, achterblijft om de mensheid bij te staan. Deze Meesters vormen een hiërarchie die wij het Innerlijk Bestuur van de Wereld of de Grote Witte Broederschap noemen en hun taak is onder meer het leiderschap van de broederschap der mensen.

Naar deze verheven hiërarchie wordt ook in onze liturgie verwezen, bijvoorbeeld in de Herdenking der Heiligen en in de Lofprijzing van het Heilig Lof. Hierin hebben wij weer een broederschap ontdekt die als voorbeeld zou kunnen dienen voor alle andere broederschappen.

In onze huidige maatschappij, waar democratie en vrijheid zo hoog in het vaandel gevoerd worden, klinkt het woord hiërarchie misschien wat ouderwets en niet meer van deze tijd. Van wat in de maatschappij als vrijheid gezien wordt is, goed gezien, weinig daadwerkelijk tastbaar. Kijk maar naar alle regeltjes. Zie maar wat de omgeving ons oplegt. Ware vrijheid kan nimmer opgelegd worden van buitenaf, maar is een innerlijke houding die vanuit zelfvertrouwen ontstaat. Ook de democratie, al worden de functionarissen door de meerderheid gekozen, blijft een hiërarchische structuur. Hiërarchie blijft een begrip van deze tijd en staat in essentie los van het begrip vrijheid: zelfs in een staat van volkomen vrijheid, bestaat er altijd nog de verheven hiërarchie, het Innerlijk Bestuur van de Wereld.

Ware vrijheid is nog steeds alleen weggelegd, zoals door alle eeuwen heen, voor diegenen die zich los hebben kunnen maken van het stoffelijk leven en in het geestelijk leven geboren zijn. Vrijheid en verantwoordelijkheid zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. In vroegere culturen bijvoorbeeld, werden de functies van geestelijke leiding (hogepriester), bestuurder (koning) en profeet door één persoon vervuld. Echter, in dat stadium van de ontwikkeling van de mensheid waren er relatief gesproken weinigen die hoog genoeg ontwikkeld waren om deze functies te vervullen, en de ingewijden incarneerden telkens in die families waar de macht van ouder op kind overgedragen werd. De ingewijden genoten een vrijheid die een hoge mate van verantwoordelijkheid inhield. Zolang deze leiders hun verantwoordelijkheid in het belang van het gehele volk beoefenden, werden zij door hun onderdanen met respect behandeld.

En respect is weer een sleutelwoord. Respect kan niet afgedwongen worden maar ontstaat wanneer het duidelijk is dat het individu aan wie het gegeven wordt in wijsheid en gedrag de eigen maatstaf overtreft. Het respect dat wij hebben voor het Innerlijk Bestuur van de Wereld stamt uit het feit dat diegenen die hierin functioneren zo’n hoogte bereikt hebben, dat zij alle uitdagingen waarvoor wij nog staan al hebben overwonnen, en toch blijven om de achtergebleven mensheid te helpen. Denk hierbij aan de bijbelse woorden over de eersten die laatsten zullen zijn. Hun gedrag is voor ons een voorbeeld: het gaat uiteindelijk niet om het individu, maar om de gehele mensheid die volmaaktheid moet bereiken. De ware leider bezit niet alleen wijsheid, maar gebruikt deze in al zijn of haar handelingen. Niet om de eigen macht of het aanzien van anderen, maar in belang voor het geheel.

De broederschap der mensheid begint met deze losse gedachten enigszins meer betekenis te krijgen. Ten eerste, het doel is de vervolmaking van de gehele mensheid. Alle broeders werken aan dit doel, zij het bewust of onbewust; weer uit de Akte van Geloof citerend: "…dat al Zijn zonen eenmaal Zijn voeten zullen bereiken, hoe verre zij voordien ook zijn afgedwaald…". Of de broeders zich ervan bewust zijn of niet, toch hebben wij het over een groep gelijkgestemde mensen, die een gezamenlijk doel nastreven. Gelijkgestemd? Als wij om ons heen kijken lijkt het er niet op. Maar wat zien wij: de mensen of de persoonlijkheden? Het blijft een opgave te onthouden dat wij ieder een ziel zijn en dat wij ieder een persoonlijkheid (en de daarbijbehorende lichamen) hebben, en niet andersom.

Voor de meerderheid van de geïncarneerde mensen geldt dat zij hiervan niet bewust zijn en dus vanuit de persoonlijkheid leven. Voor de enkeling die het zich wel bewust is, ligt een taak met een daarbij behorende verhoogde verantwoordelijkheid. Daar tegenover staat wel dat zij een vrijheid genieten die geen enkele stoffelijke organisatie hem of haar kan ontnemen. Die taak staat ook op overduidelijke wijze vermeld in onze Akte van Geloof: "…wij weten, dat wij Hem het beste dienen, door naar ons beste vermogen onze broeders te dienen…" en de verantwoordelijkheid is deze taak naar beste vermogen te vervullen. Voor diegenen die waarlijk vanuit de ziel handelen is deze dienende houding zeer zeker te beschouwen als gelijkgestemdheid.

Wij zien dat de broederschap der mensheid geleid wordt door wezens die het pad hebben gevolgd dat wij grotendeels nog te gaan hebben. Dat het plan, waarvan de mensheid een deel is, ons de vrijheid geeft dit pad op onze eigen manier te bewandelen. Ook zien wij dat naarmate de leden van deze broederschap zich bewust worden van hun plaats daarin, het doel bereikt wordt. Van de individuen wordt onder meer verwacht dat zij zich vrij maken, om de ander de vrijheid te gunnen zijn of haar eigen pad te bewandelen, de verantwoordelijkheid van eigen doen en laten te aanvaarden en zich dienend op te stellen.

In iedere broederschap geldt dat inbreng naar draagkracht verwacht wordt. Wij hebben het recht niet te oordelen hoe groot of hoe klein de inbreng van een individu zou moeten zijn. Dat moet ieder voor zich bepalen. En hoe groot of klein de inbreng is, uiteindelijk is de inbreng van één niet ondergeschikt aan de inbreng van een ander: alles wordt aangewend tot het bereiken van het gezamenlijke doel.

Alle wereldse broederschappen zijn ondergeschikt aan de broederschap der mensen en hun mate van succes, op lange termijn, is gerelateerd aan de manier waarop zij deze verheven broederschap weerspiegelen. Hieruit kunnen wij de conclusie trekken dat ware broederschap gebaseerd is op eenheid, dat het belang van de groep de belangen van de individuen overstijgt, dat het vanuit de innerlijke wereld bestuurd wordt en is gebaseerd op individuele en collectieve verantwoordelijkheid, onderling respect en totale vrijheid.

Laat onze taak als Vrij-Katholieke Kerk hierin niet onderschat worden. De begrippen liggen alle geopenbaard in onze Liturgie. Lidmaatschap van onze kerk is van ondergeschikt belang. Het in het eigen leven tot uitdrukking brengen van de liturgie is van kardinaal belang.