|
|
De adventslegende van de bisschop en de Moor Johan Pameijer De maand december heeft iets betoverends. Veel ouderen denken met weemoed terug aan vroeger, toen onder een hemel vol sterren een wit paard met Sint Nicolaas op zijn rug over de daken galoppeerde. Met de mantel wapperend in de wind en de staf fier hoog geheven gleed de schim van de heilige kindervriend langs de maan. Bij iedere schoorsteen zag je hem stoppen. Een kleine, bolle knecht schoof uit zijn schaduw tevoorschijn, greep in een goed gevulde zak en mikte pakjes door de schoorstenen naar beneden.De magie van dit nostalgische visioen verbleekt bij oplichtende televisieschermen. Door de opdringerige straatverlichting is geen ster meer te zien. Half oktober wordt de kerstversiering aangebracht in straten en winkels. De verschijning van de goede Sint gaat verloren in het commerciële geweld van een op geld beluste middenstand. Een oeroude adventslegende glijdt langzaam weg in de vergetelheid. Niet alleen is dat een betreurenswaardig verlies aan cultuurbezit, het betekent vooral een breuk met een ver mythologisch verleden. In oude tijden toen de Germanen rond een knapperend houtvuur zaten en elkaar de mooiste verhalen vertelden kon het gebeuren, dat de god Wodan op zijn paard Sleipnir door het luchtruim kwam aangedraafd. Bijgelicht door miljoenen sterren konden ze zijn mantel zien wapperen in de wind en in het glimmende staal van de speer die hij altijd bij zich droeg glinsterde het licht van de maan. Zo tegen het eind van de herfst als de bladeren waren gevallen en de winterstormen de kale bossen geselden kwam Wodan zijn geschenken brengen. O nee, de stampende paardenhoeven raakten de grond niet. Vanuit zijn hemelse woning Asgard zag hij alles wat op aarde gebeurde. Hij kende de armoede en wist wie er ziek was. Eenmaal per jaar als de vruchtbaarheid van de velden had plaatsgemaakt voor de stijfheid van de dood besteeg hij zijn witte schimmel, doorkliefde het luchtruim en mikte met nooit falende precisie geschenken door de rookgaten van de hutten. Van de grond af gezien leek het alsof de vader der goden en heer der mensen met bovenmenselijke veerkracht van dak tot dak sprong. Koekjes en pepernoten Berucht waren de mannen met zwarte maskers die met rammelende kettingen langs de huizen trokken om te informeren of daar ook stoute kinderen waren. De zwarte juten zak, in de geheime mannenbonden gebruikt om er geschenken voor de armen in te doen, verwisselde moeiteloos van eigenaar. De nieuwe knecht, een onvervalste Moor uit het Zuid-Spaanse Andalusië, sleepte de zak met zich mee, niet alleen om er de cadeautjes in op te bergen, maar vooral als bergplaats voor stoute kinderen, die voor straf mee moesten naar Spanje. Langzamerhand veranderde de goede Wodan in dubbelfiguur van de goede Sint en zijn boze knecht. Goed en kwaad Tot diep in mijn tiende jaar geloofde ik heilig in Sinterklaas. Achteraf vroeg ik mij af waarom nooit werd gezegd dat iemand in Zwarte Piet geloofde. De knecht liep er een beetje verloren naast, uitgedost als een joker met de zak op zijn rug en altijd zwaaiend met zijn roe. Die man stootte mij af. Met de Sint kon ik na enige gewenning aardig overweg. De man was hartelijk en begripvol en hij keek altijd zo vriendelijk uit zijn grijze ogen. Maar de pikzwarte Pedro hield ik argwanend in de gaten. Ik vertrouwde die vent voor geen meter. Dat oogwit had iets gluiperigs en ik weet dat mijn kinderen en kleinkinderen er eigenlijk net zo over dachten. Elk pakje dat hij voor mij uit die grote griezelige zak opdiepte nam ik wantrouwig aan. Als het was uitgepakt bedankte ik Sinterklaas, de arme knecht kreeg nooit een bedankje. Die stond er schaapachtig bij te grinniken. Later ga je over die dingen nadenken. De figuren van Sint en Piet gaan geleidelijk op in wat ze voorstellen, symbolen van goed en kwaad. Aan de goede kant de bisschop met zijn bovenmenselijke ouderdom, zijn paard, zijn hemelreis. Aan de kwade zijde de kobold met zijn zwart geverfde kop, zijn roede en de zak waar geschenken uitkomen en kinderen in verdwijnen. Afdalen in het onbewuste Dat het Sinterklaasfeest verbonden is met de archetypen van het collectieve onbewuste zal best eens bij iemand zijn opgekomen. Ook de bijbel is daar een uitdrukking van. Het daarop gebaseerde Christendom actualiseert de archetypen op een verbijsterende manier. Heidendom en Christendom gaan hand in hand met Sint Nicolaas. Hemelreis en hellevaart zijn oerthema's, verwant met de mythologische afdaling in de onderwereld, het verborgen rijk van het collectieve onbewuste. De hemelreizen van Jesaja en Henoch, alsmede de hemelvaart van Christus, hebben een pendant in de luchtreis van de gemijterde ruiter. Als een god houdt de Sint de herinnering aan Wodan wakker. Zijn gang door de lucht vertaalt zich in een rit over de daken, die evenals de hemel het zinnebeeld zijn van het hoogst ontwaakte bewustzijnsniveau, in moderne taal gesproken het kruinchakra. Sinterklaas vertegenwoordigt in al zijn waardigheid de godmens die afdaalt naar de onderwereld van de aarde om de mensheid het geschenk van zijn levenskracht aan te bieden. Daarom rijdt de gemijterde god in zijn koningsmantel op een witte schimmel. Uit de Apocalyps weten we, dat de kleur van het paard bepalend is voor zijn symbolische lading. Terwijl een zwart paard de lijkwagen trekt, staat een wit paard voor de goddelijke levenskracht en de immer stralende vitaliteit van het hemelse Licht. In de Apocalyps is het witte paard het rijdier van de Christus triomfator, de zegevierende Christus die alle tegenstellingen overwonnen heeft. De staf, het gestyleerde symbool van Wodan's speer, geldt als de toverstaf, waarmee de zielen uit het dodenrijk nieuw leven ontvangen. De staf is een levenssymbool, waarmee je wonderen kunt verrichten. Om die reden raakt de bisschop na een genezingsdienst dan ook de kruin van de patiënt korte tijd met zijn staf aan. Met de wapperende mantel sloeg Elia op het water van de Jordaan, zodat het opzij week en een doorgang vrijmaakte. Ook de mantel van de heilige is een tovermiddel, waarmee wonderen worden gewrocht. De geschenken die Wodan aan de behoeftigen en zieken gaf en die Sint Nicolaas de kinderen geeft zijn pakketjes levenskracht, die de mens door de midwintertijd naar het komende voorjaar moeten dragen. Zo stijgt de bisschop van Myra ver boven elke menselijke beperking uit en manifesteert hij de magie van het goddelijk leven in de duisternis van menselijke beslotenheid. In de persoon van Sinterklaas bezoekt Godzelf onze woning. Snor en baard zijn de onmisbare attributen voor de oude wijze man, de tovenaar, de hemelse magiër. De geluksroede In werkelijkheid heeft de roede niets afschrikwekkends. Het voorwerp, bestaande uit een bosje samengebonden takken, diende oorspronkelijk helemaal niet om te bestraffen. Integendeel, als levensroede werd het gebruikt om op 28 december, de dag van de onschuldige kinderen, geluk te brengen aan iedereen, die er een tik mee op een van de schouders ontving. De levensroede, bestaande uit twijgen en takjes, is onmiskenbaar een teken van vruchtbaarheid. Dat deelt dit voorwerp met de maan. Hier komen we bij een symboliek, die zelden met Sint en Piet wordt geassocieerd, de symboliek van Zon en Maan. Niet voor niets zingen honderden kinderen straks het liedje: "Zie de maan schijnt door de bomen". Zon en maan Naast hem dartelt en buitelt de grijnzende zwarte knecht, een Andalusische Moor, een mens uit een andere hemelsfeer. Hij is het die door de bomen schijnt, de zilverwitte maan, die aan de hemel aanzwelt tot vol en wegslinkt tot nieuw. De maan doet denken aan de getijden, de maandstonden, de vruchtbaarheid, maar ook aan leven en dood, goed en kwaad, God en zijn schepping. Hij geeft en neemt, hij streelt en straft en grijnst en gromt. De Moor heeft iets onberekenbaars, iets beangstigends en tegelijkertijd ook iets koddigs. Het licht dat hij uitstraalt is niet zijn eigen licht. Het is afkomstig van Sint Nicolaas en de schijnbare vrijgevigheid van Piet wordt hem opgelegd door de heilige Zon. Op 5 december zijn Zon en Maan in de personen van Sinterklaas en Zwarte Piet weer in ons midden. Het jin en yang van de Lage Landen maakt zijn opwachting onder de veel te vroege kerstversiering. Zij kwamen om het naderende kerstfeest aan te kondigen. Als zij onder het zingen van het liedje "Dag Sinterklaasje" op 6 december vertrekken en het "Zie de maan schijnt" zachtjes wegsterft bespeuren we in de verte de eerste maten van het "Nu zijt wellecome". De kersttijd is begonnen.
|
|